
Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Havens en Sport

Kruimelpad
OPINIE DeMorgen: Een heel klein beetje minder oorlog over de Boerentoren
Een heel klein beetje minder oorlog over de Boerentoren
Tijdig meeroepen ‘leve deze’ en ‘weg met die’, maar niet al te luid, want zelfs onder het toekijken is het raadzaam de aandacht niet te trekken, anders gaat men denken dat je tot grote dingen in staat bent en ook dat kan gevaarlijk zijn.” Het is een citaat van Willem Elsschot dat perfect van toepassing is op de hele Boerentorenheisa. Het zal u wellicht niet verwonderen dat ik als geboren en getogen Antwerpenaar graag in het oeuvre van deze A. De Ridder duik. Deze schrijvende ondernemer nam geen blad voor de mond. Meer nog, hij nam het blad om zijn gedachten even juist als helder neer te schrijven.
In deze krant gebruikte Anton Jäger leven en werk van Elsschot om het over de Boerentoren te hebben (DM 7/12). Nu ja, hij misbruikt Elsschot eerder om een schotschrift te brengen. Een uitspraak als ‘een stad die wemelt van de immocorruptie’ is van een bedenkelijk laag niveau.
Met dit staaltje zure antipolitiek wordt gesuggereerd dat de betrokken schepen en burgemeester het algemeen belang niet dienen. Nu hebben wij als politici een behoorlijk dik vel en levert klacht neerleggen wegens laster zelden of nooit iets op buiten nog meer airplay voor de bagger.
Erger is dat met zulke uitspraak ook alle hardwerkende mensen van de administratie worden aangevallen. Dat is werkelijk ontoelaatbaar. Ook zij werken elke dag keihard en met veel passie om van Antwerpen een nog mooiere stad te maken. “Elsschot nam het op voor de kleinburger”, schrijft historicus Jäger. Maar dat doet hij dus zelf niet.
Even opmerkelijk is het als Jäger zich luidop afvraagt “met welk mandaat de heer Huts het uitzicht van Belgiës tweede stad zal bepalen? Met welke fondsen?” Nu wil het toeval dat de heer Huts eigenaar is van het gebouw… Een niet te negeren detail lijkt me dat. En dat deze Vlaamse ondernemer de hele renovatie – en die is echt broodnodig – voor zijn rekening neemt en het hele gebouw cultureel zal invullen en zo zal (terug)geven aan de Antwerpenaar ook niet.
Omdat dit een privé-initiatief is, is de heer Huts dus niet gebonden aan een overheidsopdracht of aanbesteding. Hij kiest zelf een architect. Hij is net als alle andere burgers gebonden om het hele vergunningsproject te doorlopen met al zijn plannen.
Net omdat het hier gaat om een belangrijk monument is er een belangrijke rol weggelegd voor het Agentschap Erfgoed en niet het minste ook voor de stadsbouwmeester. En de brandweer. Er zal bovendien een niet onbelangrijk milieuvergunningenluik zijn, waardoor het kan dat niet de stad, maar de provincie de vergunningsverlenende overheid wordt. Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, weet u wel.
Net omdat de Boerentoren in het DNA van elke Antwerpenaar zit, beroert dit project de gemoederen. Net daarom moet er heel verstandig mee omgegaan worden. Ik heb dan ook als bevoegd schepen voor Stadsontwikkeling meermaals opgeroepen tot sereniteit in dit debat en de heer Huts voorgesteld een werkgroep te vormen samen met architect Daniel Libeskind, de stadsbouwmeester en de mensen van Erfgoed om in alle rust samen dit project uit te werken.
Aan die sereniteit ontbreekt het toch op menig platform. Als bevoegd schepen is het niet aan mij om uitspraken te doen over de esthetiek van het ontwerp al kan ik mij op persoonlijke titel best vinden in Elsschots uitspraak ‘Wie eenmaal een drang naar het schone heeft gekend zal nooit tot alledaagsheid vervallen.’
Een vergelijking tussen Ferdinand Huts met Lex Luthor (in De Standaard) of tussen de toekomstige Boerentoren en de Trump Tower of een uitspraak als ‘Misschien moet iemand meneer Huts eens toefluisteren dat ’t Stad hem ook bewondert als hij zichzelf niet groter dan de Boerentoren wil maken’ (Bart Eeckhout in deze krant) vertellen meer over wat men over de eigenaar van het iconische gebouw denkt dan over het ontwerp zelf.
Uitspraken als ‘over het paard getilde architect en een oude vent’ (architect Niklaas Deboutte), ‘spektakelarchitectuur uit de jaren 80’ (Vlaams bouwmeester Erik Wieërs), ‘absurde grootspraak in Dubai-stijl’ en ‘Geen enkel zinnig architect komt vandaag nog af met zo’n onverantwoord en totaal niet duurzaam spiegelpaleis.’ (voormalig Vlaams bouwmeester Leo van Broeck). Tot zelfs ‘Het is geweten dat hij de meeste projecten binnenrijft via zijn Joodse contacten’ (Architectuurcriticus Marc Dubois) getuigen van weinig architecturale collegialiteit en van nog minder stijl. “Wraak is een zoete vluchtige drank”, wist Willem Elsschot.
‘In kunst mag niet geprobeerd worden’, merkte onze Antwerpse bard meer dan terecht op. Maar in het openbare debat zou er wel geprobeerd kunnen worden. Proberen om een beetje vertrouwen te hebben in de werking van alle betrokken stedelijke en Vlaamse diensten. Proberen om Vlaamse ondernemingszin eens niet geheel af te zeiken.
Deze stad is ‘open for business’. Dat zit in ons DNA, net als de Boerentoren daar deel van uitmaakt. Emile Wirtz, de Antwerpse touroperator die de panoramazaal van de Boerentoren uitbaatte, zei in 1932: “Dit geweldige bouwwerk en de machtige massieve toren die het beheerscht, zijn een nieuw belfort dat getuigenis aflegt van de levenskracht van het Vlaamsche volk dat het oprichtte.” Laat de Boerentoren 2.0 een nieuw symbool worden van Vlaamse economische veerkracht, maar laat ons tot het zover is een heel klein beetje minder oorlog voeren…
